Druk
Jij hebt het druk.
Ik heb het druk.
Nee, jij of ik hebben het drukker!
jij bent goed bezig.
Ik ben goed bezig.
Nee, jij of ik zijn pas goed bezig,
want een van ons heeft het: het drukst.
Het verkeer is druk.
in de winkelstraten is het druk.
op kantoor is het druk.
in het ziekenhuis is het druk.
De kinderen zijn vandaag druk.
Onze agenda vertelt ons: “Het is druk.”
Onze takenlijst zorgt voor druk.
Afspreken met familie gaat niet,
want iedereen heeft het druk.
langsgaan bij vrienden, nu even niet want het is nog te druk.
Moe thuiskomen, ploffend in de zetel.
ogen dicht, even niets….
Dat had je maar gedacht,
je hoofd zit nog steeds vol,
met zo veel druk.
Plots denk je bij jezelf:
“Als ik zo doorga met deze druk,
ben ik straks ‘helemaal stuk’!”
© Bart Vandeberg